De bodemopbouw van Walcheren kent minimaal vier horizonten die samenvallen met een stilstandfase in de vorming van een sedimentatie. Het gaat om de top van het Pleistoceen dekzand, soms nog afgedekt door basisveen, om de top van de mariene afzettingen van het Laagpakket van Wormer, om de top van een dik pakket veen behorend tot het Hollandveen Laagpakket en tenslotte om de top van de mariene afzettingen behorend bij het Laagpakket van Walcheren. In dit laatste pakket kunnen nog meer horizonten behorende bij korte stilstandfasen in de sedimentatie voorkomen.

Steentijd en Bronstijd

De top van van het Pleistoceen dekzand is vanaf ca. 5500 v. Chr. op heel veel plaatsen op Walcheren diepgaand geërodeerd door kreekgeulen en overstromingen. De top van het Pleistoceen zand is hierdoor op veel plaatsen tot wel 25 meter onder huidig maaiveld komen te liggen. De afzettingen die met de kreekgeulen en de overstromingen gepaard gaan, behoren tot het Laagpakket van Wormer en komen ongeveer 2000 v. Chr.  tot een eind. De top van deze afzetting lijkt samen te vallen met een nat en zompig landschapstype dat overwegend onherbergzaam zal zijn geweest en de basis vormde van een drassig veenmoeras.

Het is duidelijk dat in beide bodemhorizonten nauwelijks tot geen archeologische resten verwacht kunnen worden.

ijzertijd & Romeinse tijd

Ongeveer rond 2000 v. Chr. raakte de kust gesloten en vormde zich achter de duinengordel een groot veenmoeras. Deze dikke veenlaag behoort tot het Hollandveenpakket. Vanaf ca. 500 v. Chr. kon dit moeras door nieuwe openingen in de duinenrij langs de kust zich geleidelijk gaan ontwateren. Vanaf die tijd kennen we vindplaatsen met archeologische resten van bewoning. Het gaat om sporen en vondsten behorende tot de ijzertijd en ook de Romeinse tijd. De sporen zijn terug te vinden in de top van het Hollandveen en in een afdekkende, zogenaamde slufterlaag, een dunne kleilaag afkomstig van lokale overstromingen die vooral in het noorden van Walcheren voorkwamen.

Overstromingen en kreekrugvorming

Vanaf de derde eeuw na Chr. wordt het Walcherse veenlandschap geteisterd door steeds hevigere overstromingen. Het is het gevolg van een samenloop van omstandigheden: aan de ene kant was het maaiveld door intensieve ontwatering in de Romeinse tijd lager komen te liggen en aan de andere kant trad in deze periode een zeespiegelstijging op. Opnieuw wordt het gebied een getijdenlandschap en wordt het lange tijd onbewoonbaar.

Diepe getijdengeulen doorsnijden het landschap en spoelen het veen weg. In de geulen zet zich overwegend zavel en zand af. Tussen de kreekgeulen vindt door tijdelijke overstromingen een meer kleiige sedimentatie plaats. Dit zijn de zogenaamde kom- of poelgebieden. Het is een dynamisch proces dat perioden van rust en perioden van hevige overstromingen kende. Het Walcherse landschap is dan ook doorsneden geweest door een dicht netwerk van kreekgeulen uit verschillende fasen. De afzettingen die gepaard gaan met deze getijde-kreekgeulen en overstromingen rekenen we tot het Laagpakket van Walcheren. Omdat het zandige sediment van de kreekgeulen minder kon inzakken dan het kleiige sediment in de tussenliggende komgebieden kwamen de verlande geulen als kreekruggen in het ingeklonken kom- of poellandschap te liggen.

middeleeuwse bewoning op de kreekruggen

Vanaf ongeveer de zesde eeuw komt de zee langzaam tot rust en komen de eerste mensen weer terug. We kennen uit deze periode de nederzetting Villa Walichrum in de noordelijke kustzone. In de latere eeuwen neemt de bevolking toe en zoeken de mensen hun heil op de hoger gelegen kreekruggen. Hier bouwden zij hun huizen en legden zij hun akkers aan. In de tussengelegen, drassige komgebieden lieten zij hun vee weiden. In de top van de kreekafzettingen die zich direct onder de bouwvoor bevinden zijn archeologische resten vanaf de middeleeuwen te verwachten. In de middeleeuwen is het veen ook op grote schaal weggestoken ten behoeve van zoutwinning, de zogenaamde moernering. Veel oudere sites zijn zo allicht verloren gegaan.

inundatie 1944

Na de grote bedijkingswerken vanaf de late middeleeuwen is de invloed van de zee op Walcheren een stuk ingeperkt. Lokaal deden zich nog welk dijkdoorbraken voor en continu onderhoud was nodig. In 1944 werd de zee ingezet als wapen tegen de Duitse bezetters. Het geallieerde opperbevel liet op drie strategische plekken (Ritthem, Veere en Westkapelle) de dijken doorschieten waardoor heel Walcheren onder water kwam te staan. De impact op de lokale bevolking was groot en Westkapelle werd zelfs deels van de kaart geveegd. Ook de middeleeuwse percelering verdween onder het zeewater en na de oorlog werd het land volledig herverkaveld.